Zwart telde niet voor mooi in het verleden
Het werd pas mooi als het werd afgelegd,
Hoe vaak je ook andere kleuren hebt vermeden
Van zwart heb je dat nooit gezegd.
Je ziet haar liggen op het bed, zonder kleren,
Je ademt gejaagder en wenst haar schoonheid
Veel dichterbij, het lijkt alsof het haar niet kan deren,
Je nadert stap voor stap het duurt een eeuwigheid.
Jouw zachtgefluisterde heeft koolzwarte ogen
En als je opent, haar aanraakt met jouw eigen diepste blauw
Dan zie je de zwaluwvleugelslag van haar wenkbrauwbogen,
Haar streelhand grijpt plots die van jou.
Je knielt en proeft haar lippen, haar tong vulkaangerijpte wijn
En je beseft dat mooier haar afgelegde zwart niet kan zijn.
(F.A.Brocatus - ongepubliceerd - sonnet geschreven n.a.l.v. de 400ste sterfverjaardag van William Shakespeare - de 1e regel is de beginregel van sonnet 127, vertaald door Peter Verstegen.)