Augustus 2016
IK HEB DE HELE DAG
van je gehouden. Ik waadde door korenvelden
en voelde de hartslag van kraaien. In metalen
licht stak ik glinsterende velden over. Geen steek
heb ik laten vallen, hazen ritselden in hun legers.
Boomkruinen schoven in en over elkaar en achter
ons huis waaide de wind in de hemden aan de waslijn.
Op het bed had je frisse, windgedroogde lakens gelegd,
ik hoorde je vuurrode lach, maakte mijn broeksriem los.
En terwijl de avond zijn lang ingehouden adem
uitblies hield ik verder van je. Een wandelaar met hond
zag later de roerloosheid van onze kamer.
En terwijl de nacht rees en daalde met jouw borsten
bleef ik naar je kijken. Geen mens woonde in mijn gebergte
en toen ik mijn hoofd losliet viel ik uit onze wereld.
(F.A.Brocatus - ongepubliceerd)
Juli 2016
VEERKRACHT
voor Bea Veeckman
(porselein, metaal) van Bea Veeckman
Een bloem schrijft zichzelf en jij
verbaast je over hoe het wit uitrolt.
Alle woorden die je in lange zinnen
wilde zeggen hou je in je adem vast.
Je hebt het smeltpunt berekend
maar je vreest het breekpunt.
Een bloem draagt zichzelf en jij
ziet hoe een stengel buigt en cirkelt.
Alle zinnen die je met korte woorden
wilde vullen bloemen uit je vingers.
(F.A.Brocatus - ongepubliceerd)
Juni 2016
JE DENKT NIET AAN ROOD
(bij een aquarel van Liliane Goossens)
voor Gitta Veraart
Je denkt dat je vallende sterren ziet
maar het zijn klinknagels uit een afgebroken
vliegtuigvleugel. Je legt jouw vingers op haar
ogen: wijsvingers middelvingers ringvingers,
je fluistert met witte stem:
je ziet niet altijd wat je ziet.
Je hoort de woorden van een dode schilder: als ik
geen blauw meer heb dan gebruik ik rood. Je volgt
de aders op haar handen, ze worden onzichtbaar
bij haar vingers. Je denkt niet aan rood.
(F.A.Brocatus - De Vallei nr.30 jrg.6, maart 2016)
Mei 2016
Zwart telde niet voor mooi in het verleden
Het werd pas mooi als het werd afgelegd,
Hoe vaak je ook andere kleuren hebt vermeden
Van zwart heb je dat nooit gezegd.
Je ziet haar liggen op het bed, zonder kleren,
Je ademt gejaagder en wenst haar schoonheid
Veel dichterbij, het lijkt alsof het haar niet kan deren,
Je nadert stap voor stap het duurt een eeuwigheid.
Jouw zachtgefluisterde heeft koolzwarte ogen
En als je opent, haar aanraakt met jouw eigen diepste blauw
Dan zie je de zwaluwvleugelslag van haar wenkbrauwbogen,
Haar streelhand grijpt plots die van jou.
Je knielt en proeft haar lippen, haar tong vulkaangerijpte wijn
En je beseft dat mooier haar afgelegde zwart niet kan zijn.
(F.A.Brocatus - ongepubliceerd - sonnet geschreven n.a.l.v. de 400ste sterfverjaardag van William Shakespeare - de 1e regel is de beginregel van sonnet 127, vertaald door Peter Verstegen.)